Wat kenmerkt en goede mediator?
- Wanneer is iemand nu een goede mediator?
- Welke vaardigheden heb je als mediator absoluut nodig om als professional aan de slag te gaan?
3 belangrijke vaardigheden van een goede mediator zijn:
- Neutraliteit
- Compassie
- ‘Superluisteren’
De neutraliteit van een mediator is essentieel om voor alle betrokkene als externe derde aan tafel te worden geaccepteerd. Daarbij is neutraliteit van de gespreksbegeleider essentieel om een gelijkwaardig gesprek mogelijk te maken. Een gesprek waarbij elke betrokkene evenveel ruimte krijgt. De mediator werkt eraan een sfeer te creëren waarin wat gezegd moet worden, gezegd kan worden. Daarbij is het van belang dat ook afwijkende meningen kunnen worden geuit, of betrokkenen over eventuele aanwezige drempels durven te stappen om te zeggen wat voor hen belangrijk is.
De neutraliteit van de mediator moet gevoeld worden door de betrokkenen. Een mediator is zich bewust van eigen voorkeuren en meningen en heeft geleerd om deze eigen reacties zo te hanteren dat hij of zij desondanks neutraal blijft. Hierbij hoort ook het adequaat kunnen herstellen van de neutrale positie indien de neutraliteit op een betaald moment niet wordt ervaren door betrokkenen.
Compassie heeft onder andere te maken met vriendelijkheid, belangstellende aandacht, erkenning voor hetgeen leeft bij de ander (is niet gelijk aan begrip!), geduld en oordeelloosheid. De ander leeft zijn leven en is met zijn of haar geschiedenis aangekomen op het punt waarop je elkaar nu treft. Dit is de situatie zoals deze nu speelt of leeft bij deze persoon. Het accepteren van de ander zoals deze ‘is’ en dat niet willen of moeten veranderen zorgt voor ontspanning.
Het is belangrijk in te zien dat erkenning niet gelijk is aan begrip. Een kwetsuur vraagt om erkenning als kwetsuur. Dit kan je de ander geven zonder dat je zegt dat je het ermee eens bent of je het kunt voorstellen.
Superluisteren heeft te maken met het opvangen van signalen. Verbaal of non-verbaal. Superluisteren betreft ook hetgeen niet gezegd wordt.
Bij een groep kunnen dit signalen uit het groeps onderbewuste zijn die bijvoorbeeld middels een grapje of zucht aan de oppervlakte komen en dan meteen weer weg zijn.
Het oppikken van signalen en ze benoemen kan ervoor zorgen dat een kwestie naar het groepsbewuste wordt gehaald en besproken kan worden. Overigens is het belangrijk dat een mediator checkt wanneer hij een signaal benoemd. De frase: ‘Klopt dat?’ zal je een mediator vaak horen stellen. Iemand kan ook zuchten: ‘Ik hoor je zuchten.’ En toen gaf de persoon in kwestie aan last van hooikoorts te hebben.
Bent u opzoek naar een kundige ervaring mediator? Vul dan het contactformulier in en dan help ik u graag verder.